Er zit een engel op mijn schouder.
Maar de mensen zeggen: het is een kraai.
Omdat hij krast als hij kraait.
Ja, hij krast als hij kraait.
Misschien om al het leed
Dat hij hoort en ziet en nooit vergeet.
Hij krast als hij kraait.
Daarom dat ik zijn tong lossneed.
Maar het hielp geen reet.
Hij is een engel en hij zit op mijn schouder.
Hij is tam.
Zijn vleugels, zijn romp en zijn kop en zijn snavel,
zijn ogen zijn zwart als zijn schaduw
en iedereen zegt: het is een kraai.
En daar lijkt hij ook op,
alleen fijner gebouwd en met sterkere pezen.
O, ik hou van hem.
Ik heb niets te vrezen
Met hem op mijn schouder.
Hij krast als hij kraait.
Alleen 's nachts laat ik hem los.
Met zijn sterke klauwen
plukt hij vrouwen van de straat.
O…, hij laat ze mij slechts ruiken.
Ik hou van de geur van de angst
die in hun okselholten hangt.
Want de vrouwelijke angst is sterker
dan die van een man.
En daarom hou ik van mijn engel.
Daarom hou ik van mijn engel.
Designed with Mobirise